Het korte avontuur van de tram naar Vlodrop

In 1912 werd, na een initiatief van burgemeester Raupp van Roermond, een plan uitgewerkt om een tramlijn via Posterholt naar Vlodrop te laten lopen. Het idee was dat die lijn later vanaf Posterholt-Grens doorgetrokken kon worden naar Heinsberg en vanaf Vlodrop naar Wassenberg. Daartoe richtten Midden-Limburgse gemeenten in 1912 de N.V. Centrale Limburgsche Stoomtramweg-Maatschappij op. Er was 300.000 gulden nodig en Vlodrop moest daaraan 27.500 gulden bijdragen, dat was heel wat meer dan de andere Roerstreekgemeenten. De grootste bijdragen kwamen van het Rijk, de provincie en Roermond. Soortgelijke projecten voor tramlijnen waren er vanaf Roermond naar Ittervoort en Deurne.

De kaart bij het wetsvoorstel voor de Rijksfinanciering van de nieuwe lijn. Op de lange termijn zou de lijn vanaf Posterholt-Grens kunnen aansluiten op de lijn die in Duitsland al tot Heinsberg lag. Op de noordoever van de Roer zou de lijn via Effeld en Birgelen naar Wassenberg.

De tram naar Vlodrop vertrok vanaf het Stationsplein en reed via de Willem II-singel de stad uit, met haltes bij de Kapel en bij Schöndeln. De lijn had enkelspoor en de haltes in Melick, Sint Odiliënberg, Posterholt-Dorp en Posterholt-Grens fungeerden als wisselplaats waar trams elkaar konden passeren. Tussen Posterholt-Grens en Vlodrop ging het spoor dwars over door het lege veld tot aan de halte aan het begin van het dorp. Ook daar was een driesporige wisselplaats.

Dagblad De Tijd schreef op 29 februari 1916 dat met de tramlijn de gemeenten Melick, Sint Odiliënberg, Posterholt naar Vlodrop ’uit haar isolement zijn verlost’. ‘Geen wonder derhalve, dat de tram overal met vreugde werd begroet en de muziekgezelschappen der dorpen lustige fanfares bliezen. Aan het eindstation Vlodrop werd uitgestapt. Hier waren met de commissarissen en het verdere trambestuur vereenigd leden van het provinciaal bestuur, burgemeesters van de gemeenten, het Kamerlid M. Bongaerts, mr. dr. Van der Meulen, administrateur van het ministerie van Waterstaat en andere hoofdambtenaren van dit departement (…).’ (Zie foto boven.)

De tram op zijn vertrekplaats, het Stationsplein van Roermond.

De nieuwe verbinding hield in dat er dagelijks drie personentrams (eerste en tweede klas) uit Roermond vertrokken en daarnaast een gemengde tram met zowel personenrijtuigen, goederenwagens en een postwagen. Een rit duurde een klein uurtje. De vracht bestond gewoonlijk uit zaken als zand en grint, meststoffen, landbouwproducten en brandstoffen. De machinisten op de stoomlocomotieven droegen een zwart uniform en een pet van zwart chroomleer De conducteurs hadden een donkerblauw uniform en een fluitje om signalen te geven.

Al na negen jaar was het duidelijk dat te weinig reizigers en onder ondernemers gebruik maakten van de lijn, mede door de sterke opkomst van de vrachtwagen. In 1931 gebruikten 70.000 personen de tramlijn en werd 2500 ton aan goederen vervoerd en dat was niet genoeg. Jaarlijks moesten de aandeelhouders 15.000 gulden bijpassen. Het alternatief van vrachtauto's en autobussen werd steeds aantrekkelijker.

Begin 1932 protesteerden de Roerstreekgemeenten samen tegen het plan om de lijn weer op te heffen. De gemeenteraden schreven brieven met bezwaren naar de Minister van Waterstaat en naar Gedeputeerde Staten, maar dat mocht niet baten. Op 1 augustus 1932 werden de trams op het traject vervangen door een bus. Dat was het einde van het korte tramavontuur, dat maar zestien jaar heeft geduurd. De meeste stukken spoor zijn in 1933 weggehaald.


Bronnen van tekst en foto's: Wikipedia, De Tijd 29 februari 1916 en de Limburger Koerier 25 februari 1932