Afl. 18 - De minister grijpt in

Gepubliceerd op 13 maart 2024 om 11:22

Burgemeester Jacques Maessen in vol ornaat met de onderscheidingen die hij in Nederlands-Indië had verworven, het Lombok-kruis en het kruis van Atjeh. Hij vocht zeven jaar in de toenmalige Nederlandse kolonie.


Rijksveldwachter

Terwijl in Vlodrop de strijd woedde om de gemeentelijke bijdrage aan de nieuwe kerk, deed op de achtergrond het Openbaar Ministerie in het najaar van 1927 twee keer een onderzoek naar burgemeester Jacques Maessen[1], nadat dat enkele jaren daarvoor ook al eens was gedaan.

Rijksrechercheur Van Zeelt van het parket-generaal in Den Bosch noemde in zijn eerste rapport zijn bronnen, onder wie gemeenteveldwachter Moors, de voormalige Vlodropse kapelaans Grasborn en Janssen, onderwijzer Rulkens en pastoor Tindemans van Melick. Het rapport staat vol details. Het lijkt erop dat veel mensen de burgervader in de gaten hielden.

Rechercheur Van Zeelt had zich verdiept in de levensloop van de Vlodropse burgervader. Zijn moeder was overleden toen hij acht was. Zijn vader (geboren in 1836), die op 42-jarige leeftijd weduwnaar werd, bemoeide zich weinig de opvoeding van zijn vier nog levende kinderen. 'De vader [van Jacques] leefde destijds met een vrouw te Vlodrop op intiemen voet, welke vrouw bevallen is van een half idioot kind-zoon,' schreef de rijksrechercheur. Die vader was ook niet erg honkvast. Op zijn oude dag heeft hij een tijd gewoond op het Duitse Waddeneiland Neuwerk en vandaar kwam hij in 1908 een jaar op Vlodrop Station wonen in het huis van burgemeester Peter Maessen[2], waarna hij weer naar Neuwerk zou zijn vertrokken. Hij overleed in 1911, 74 jaar oud, in Mönchengladbach.  

Bakkersleerling

Vier jaar na het overlijden van zijn moeder, werd Jacques op twaalfjarige leeftijd bakkersleerling in Roermond en na twee jaar stapte hij over naar een bakkersbedrijf in Duitsland. Zijn twee jaar jongere broer Thei had het ook al gauw in Vlodrop bekeken en vertrok op 17-jarige leeftijd als kleermaker naar Krefeld.[3] Ook Jacques’ oudste broer kwam in Duitsland terecht. Die overleed op hoge leeftijd (89 jaar) in Bingen aan de Rijn. Het gezin was dus al vroeg volledig uit elkaar gevallen en Jacques stond er tamelijk alleen voor.

Hij trok eropuit. Op zijn achttiende nam hij dienst in het leger in Nederlands Oost-Indië. Hij had een ijzersterk gestel, maar kwam uit Indië terug als een gebroken man, lijdend aan hevige malariakoortsen, maar ook als militair onderscheiden met het Lombokkruis en het kruis van Atjeh[4]. Na zeven jaren, omstreeks 1895, was hij weer in Nederland en kreeg hij een rijkspensioen van vierhonderd gulden per jaar[5].

Hij was toen 25 en werd conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, maar dat ging niet goed: in een bocht van het spoor viel hij van een treeplank. Het was een zwaar ongeluk waarbij hij een oog verloor en drie weken lang in coma in een ziekenhuis lag. Als compensatie kreeg hij een ongevallenrente van 1,05 gulden per dag. Na zijn herstel mocht hij bij de spoorwegen in Maastricht kantoorwerk gaan doen. Hij vestigde zich in Limmel, gemeente Meerssen. Daar werd hij raadslid en wethouder en van daaruit in 1915 burgemeester van Vlodrop, zoals beschreven in aflevering 11 van deze serie.  

Drankmisbruik

De verhalen die de rijksrechercheur bij zijn onderzoek in Vlodrop optekende, waren heel belastend voor Jacques. Zijn vrouw was in die tijd, 1927, ziekelijk en op 20 september van dat jaar overleed zij. Er was sprake van drankmisbruik. De burgemeester, had, dat wist iedereen, een langdurige relatie met een nooit gehuwde moeder, Nellie Moors, 'een vrouw met een forsche lichaamsbouw'. Zij hadden een dochter van negentien die op een kantoor in Roermond werkte.

Toen Jacques in 1922 het grote witte huis aan de Schaapweg had laten bouwen, had hij geregeld dat Nellie zijn oude gemeentewoning, vlak bij het raadhuis, kon huren. Nellie had op een paar minuten lopen een winkeltje en Jacques had de gemeentebode, Beenen, opgedragen alles wat voor de gemeente nodig was, bij haar te kopen. Hij sjoemelde met gemeentelijke eigendommen die hij toespeelde aan zijn vriendin. Jacques is een keer door onderwijzer Krekelberg, die aan het raam had staan te luisteren, betrapt toen hij 's avonds laat bij haar naar buiten kwam. Toen Krekelberg hem daarop aansprak, schrok hij en stond hij met z'n mond vol tanden.

Volgens het rapport had de burgemeester ‘op moreel gebied een slechten naam, vele praatjes doen over hem de ronde’. Kapelaan Grasborn noemde hem ‘onbetrouwbaar, karakterloos en gering ontwikkeld.’ Pastoor Martens wilde tegenover de rechercheur de kwaadspraak over de burgemeester niet bevestigen, want 'U hebt toch gegevens genoeg'. De pastoor kwam dagelijks bij Jacques’ vrouw die het 'niet lang meer zal maken'. 

Voor het tweede rapport had de rijksrechercheur informatie verzameld bij veldwachters in de andere dorpen waar Maessen burgemeester was. De informatie in dat rapport beschrijft meer van hetzelfde, maar bevat ook een verzuchting die de vrouw van de burgemeester bij de onderzoeker had geuit: 'Het is toch gelukkig als je een man voor jezelf hebt, al is het ook maar een werkman.' Rechercheur Van Zeelt voegde portretten van de burgemeester en zijn minnares bij het rapport.


Deze foto's van de burgemeester en zijn geliefde, Nellie Moors, zaten in het rapport dat de rijksrecherche over hem heeft opgesteld.


Een schande

In Vlodrop was Jacques in 1929 al aan de kant gezet als voorzitter van de Boerenbond en toen hij dat aan de orde wilde stellen in een regionale vergadering in Roermond, werd hem het woord ontnomen en liep hij weg.

In de andere gemeenten waar hij burgemeester was, ging het ook al niet goed. In St. Odiliënberg leidde dat tot een rechtszaak met notaris Tijssen. Zij beschuldigden elkaar over en weer van verduistering en van smaad.

Op 16 oktober 1931 schreef een anonieme inwoner van Vlodrop een zorgvuldig getypte brief van ruim twee kantjes aan de gouverneur in Maastricht, baron van Hövell tot Westerflier. De anonymus, die zich bekendmaakte als lid van de Rooms-Katholieke Staatspartij, klaagde dat niemand ingreep tegen de burgemeester. 'De misdragingen van dezen man doen Vlodrop om wraak roepen. Het is een schande voor God en alle menschen dat zoo iemand in een katholieke streek den scepter zwaait en blijft zwaaien, onbeschaamd en onbeschroomd…'

Hij noemde problemen met Maessen bij de fanfare en bij de regionale boerenbond waar die bestuurder was, maar het ging hem vooral over diens buitenechtelijke relatie en het slechte voorbeeld voor de jeugd. De pastoor zou niet willen ingrijpen zonder toestemming van de bisschop en politiemensen hadden evenmin de moed.

De briefschrijver dreigde met een schandaal in de kranten: 'Wij zullen ons dan bedienen van alle geoorloofde middelen waarover wij kunnen beschikken. We hopen echter dat het zover nooit zal komen en dat de mannen, die wij afgevaardigd hebben naar de Staten-Generaal, thans hun belofte nakomen. Zoo zal een groot schandaal in de Tweede Kamer voorkomen worden.'

Gouverneur Van Hövell, met snor, bezocht Melick op 17 juni 1927 omdat dit dorp, met Herkenbosch, St.Odiliënberg en Vlodrop het honderdste dorp met een elektriciteitsaansluiting werd. In het midden burgemeester Maessen. Die werd geprezen omdat hij zeventien jaar daarvoor al had gepleit voor gratis aansluiting van woningen op het elektriciteitsnet. De gemeenteraden vonden zo'n aansluiting jarenlang echter te duur. Na druk van de provincie waren ze overstag gegaan. De raadzaal van Melick baadde meteen in het licht en kon pronken met elektrische verwarming. (Limburger Koerier 18-6-1927; foto via Th. Maessen, Herkenbosch.)

Woede

De druk op de hogere autoriteiten om in te grijpen nam dus toe, ook notaris Tijssen mengde zich erin. Hij stuurde een brief aan de gouverneur én aan de minister van Binnenlandse Zaken met felle beschuldigingen. Die minister was de Roermondenaar Charles Ruys de Beerenbrouck en Tijssen schrijft hem: het wordt u verweten dat Maessen hier nog steeds zit en deze zaak doet uw naam in Midden-Limburg geen goed. Fijntjes suggereert hij bij de katholieke voorman dat ook de 'Eerwaarde Heeren Geestelijken' bereid zullen zijn inlichtingen te verschaffen. De woede druipt af van Tijssens brief. Maessen zou zijn bestuurlijke plichten niet nakomen, geen spreekuur houden, niet reageren op vragen van de inwoners, geweren voor de burgerwacht zouden zoekraken en hij zou het niet nauw nemen met gemeentelijke eigendommen.

Nu begon ook de minister zich zorgen te maken en hij vroeg aan de gouverneur wat er precies aan de hand was, maar in zijn reactie aan de minister kwam de gouverneur nog steeds niet in beweging. Hij had weliswaar 'geen enkel vaststaand feit' tegen de burgemeester gevonden, maar Maessen in 1927 wel al eens ontboden en gewaarschuwd, waarbij die alle beschuldigingen van de hand had gewezen. En ook nu had de provinciebestuurder niets gevonden 'waaruit zou blijken dat Maessen zich op zedelijk gebied misdraagt en aan de katholieke ingezetenen zijner gemeente ergernis geeft'.

In Melick-Herkenbosch, waar Maessen ook de scepter zwaaide, pakte de gemeenteraad het doortastender aan. Daar was een motie aangenomen 'over de wijze waarop de burgemeester zijne taak als zodanig vervult'. Wethouder Claessen en de raad hadden hun burgemeester onder druk gezet omdat hij al sinds 1922 geen forensenbelasting betaalde, terwijl hij die wel oplegde ‘aan werklieden die van verre komen’. Maessen verscheen daarna niet meer in de gemeenteraad van Melick-Herkenbosch.[6]

Niet opgewassen

Hoewel de gouverneur schreef dat hij geen strafbare feiten of nalatigheden had vastgesteld, was hij er nu toch overtuigd geraakt dat Maessen 'niet meer is opgewassen tegen zijn taak'. Hij ontbood hem daarom weer naar Maastricht en maakte hem duidelijk dat hij niet gehandhaafd kon worden.

Zo werd Jacques Maessen, de man die ooit feestelijk en vol vertrouwen was binnengehaald, gedwongen ontslag te nemen. Maar dat gebeurde pas tien jaar nadat de eerste signalen in Maastricht waren binnengekomen dat er iets mis was met zijn gedrag. Geleidelijk en onherstelbaar was zijn gezag steeds verder aangetast, niet alleen in Vlodrop, ook in Melick-Herkenbosch en St. Odiliënberg.   

Hoe bont Maessen het in de ogen van zijn dorpsgenoten had gemaakt, bleek wel uit de reacties van de gemeenteraden op zijn ontslag. Dat komt volgende week aan de orde.

Noten:
[1]
Rapporten dd. 27 september en 14 november. Regionaal Historisch Centrum Limburg, 04.05, Archief Kabinet van de Commissaris der Koningin in Limburg 1914-1944, inv.nr. 349.

[2] Bevolkingsregister, inv. nr. 1836, fiche 2/5.

[3] Genealogisch onderzoek van Th. Maessen.

[4] Limburger Koerier, 9 januari 1940.

[5] Komt overeen met ruim € 6.000 anno 2022. Bron: www.CBS.nl

[6] Notulen gemeenteraad Melick-Herkenbosch, 13 november, 4 december en 23 december 1931 en 23 februari 1932.


Er komt een boek met de verhalen en de foto's van deze serie. De eerste reeks bestellingen zijn al gedaan. Ga naar de webshop.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.