Afl. 17 - Een nieuwe kerk: de pastoor tegen de gemeenteraad

Gepubliceerd op 6 maart 2024 om 11:00

Dit kerkelijke oratoriumkoor van Vlodrop was een sterke troef van pastoor Martens in het binnenhalen van gelden voor de nieuwe kerk. Het trad onder leiding van schoolmeester Jean Rulkens in de hele streek op voor uitverkochte zalen en kerken. Foto uit jubileumgids van parochiekerk, 1981.


Enthousiasme

Het oude, kleine kerkje van Vlodrop was in de jaren 1920 aan vervanging toe en dat werd het grote project waar de befaamde pastoor Martens zijn tanden in ging zetten. Hij trok vanaf 1924 alle registers open om geld bijeen te schrapen. Allerlei activiteiten werden door hem en door de Vlodropse gemeenschap ontplooid, waarbij een grote rol was weggelegd voor het kerkkoor dat in heel Midden-Limburg uitvoeringen gaf. ‘Heel het dorp veerde op, gedragen door het enthousiasme van de pastoor’, schreef een tijdgenoot.[1]

Martens wilde de nieuwe kerk bouwen op de plek waar op dat moment het gemeentehuis stond en hij verlangde dat de gemeente de grond voor niets aan de kerk zou overdragen. Bovendien wilde hij een financiële bijdrage van de gemeente van 25 duizend gulden voor het nieuwe godshuis. Dat was niet alleen veel geld, het was ook in strijd met de gedachte dat de neutrale overheid niet hoort mee te betalen aan een kerkelijk project.

Toen zijn campagne voor de nieuwe kerk in 1924 begon, verscheen de pastoor onverwacht in de gemeenteraad. Geïrriteerd schreef secretaris Mulders in de notulen dat die ‘blijkbaar daartoe uitgenodigd’ was. (Tekst gaat door onder de foto.)


P.J. Martens (1870-1948), hier met de bonnet die hij in de buurt van de kerk droeg, was pastoor van Vlodrop van 1921 tot 1945. Hij was een sterke persoonlijkheid, geliefd en zeer begaan met de mensen van het dorp. Toen een vreemde, strenge pater hem eens had vervangen bij het biechten, kreeg die een reprimande: 'U moet die vaders van zeven of elf kinderen niet zo hard aanpakken. Die mensen menen het goed.' (...) 'Wijs was deze man, niet verontrust door een probleem, maar altijd zoekend naar een natuurlijke oplossing.'

Lees hier het ontroerende portret van hem door Manuel Joosten.


Gratis

Mulders trok de stoute schoenen aan en ging zich, alsof hij een raadslid was, met de discussie bemoeien. De secretaris ‘meende zich het recht te mogen toe-eigenen om tegen de gemelde overdracht [van gemeentegrond] zijne bezwaren kenbaar te maken’. Het zou de gemeente immers dwingen een nieuw raadhuis te bouwen en dan kon er niet ook nog een financiële bijdrage aan de nieuwe kerk worden gegeven. Mulders wist dat hij op steun voor zijn voorstel kon rekenen en de raad besloot inderdaad met algemene stemmen ‘in principe tot gratis overdracht’, maar niet tot een financiële bijdrage aan de kerk. Let op die woordjes ‘in principe’.   

Daarmee leek de zaak beklonken, maar een paar jaar later kwam zij terug op de agenda. In de vergadering van 2 augustus 1927 was opnieuw pastoor Martens aanwezig. Die begon met het verzoek aan Mulders om de notulen van november 1924 voor te lezen. Mulders stribbelde tegen: alleen raadsleden mochten zo’n verzoek doen, maar op aandringen van de raad las hij ze toch voor. Hij declameerde dat de raad de overdracht van de gemeentegrond aan de kerk ‘in principe’ had goedgekeurd.

Daarop sprong de pastoor uit zijn vel en riep: ‘Die notulen zijn vervalst!’ Nee, zei Mulders, ze zijn correct en ze zijn door de gemeenteraad goedgekeurd. Het zei: het was een principebesluit want over de uitvoering en de afzonderlijke stappen moesten nog besluiten worden genomen. Er was toen immers nog niet nagedacht over de kosten van een nieuw raadhuis. (Tekst gaat door onder de foto.)


Het interieur van het oude kerkje. Rechts de preekstoel waar pastoor Martens op een zondag bekendmaakte dat Vlodrop een 'nieuw huis des Heeren' zo gaan bouwen. 'Het hele dorp veerde op,' schreef Manuel Joosten over dat moment.


Petitie

Aan die raadsvergadering was van alles voorafgegaan. In het dorp was een petitie rondgegaan met de bedoeling de positie van de pastoor te ondersteunen. Secretaris Mulders verweet de pastoor dat hij die zelfs door kinderen had laten ondertekenen. Maar de pastoor had ook op de man gespeeld want hij had volgens de secretaris van de kansel ‘uitgeschreeuwd dat sommigen (onder wie ik) niet hebben getekend’. De pastoor had het hele dorp onder druk gezet om zijn gelijk te halen en was tegen de secretaris volop in de aanval gegaan.

Het is begrijpelijk dat secretaris Mulders zuinig wilde zijn. De Roerbrug was in een overstroming weggespoeld en moest worden vervangen. De gemeente kampte met tegenvallende inkomsten, er moest een nieuw raadhuis komen en de pastoor eiste ook nog eens 25.000 gulden voor die nieuwe kerk. Mulders schuwde grote woorden niet: ‘Het gevolg van dit alles is steeds voortdurende achteruitgang, steeds grootere achterstand van belastingen, steeds grootere ontevredenheid, die ten slotte moet uitloopen op grote plaatselijke misstanden en revolutie, en armoede der bevolking.’

Mulders had zijn inbreng in de vergadering met de pastoor goed voorbereid. Hij zei dat hij ‘namens de meerderheid van de raad’ mocht verklaren dat de raad geen besluit zou nemen dat zou leiden tot grote financiële verplichtingen. Bovendien sprak die meerderheid zijn afkeuring erover uit dat ook de burgemeester, Jacques Maessen, de petitie aan de gemeenteraad had ondertekend. In plechtige bewoordingen zei Mulders dat de raadsleden vrij wilden zijn in hun oordeel en dat zij niet onder druk de belangen van de gemeente uit het oog wilden verliezen. Dat alles schreef Mulders – zeer uitzonderlijk – zelf op in de notulen van de gemeenteraad.

De leden van het kerkbestuur – niet de geringsten in het dorp – en de leden van de gemeenteraad zullen bij menig glas bier de degens over de kwestie hebben gekruist. Het was moeilijk voor gemeenteraadsleden om tegen de pastoor, het kerkbestuur en de burgemeester in opstand te komen. Zij vonden het veiliger dat over te laten aan de gemeentesecretaris. Niemand van hen durfde dit zelf aan. De gebeurtenissen in Vlodrop werden trouwens ook in andere gemeenten gevolgd.

Toen het op besluitvorming aankwam volgden vijf van de zeven raadsleden de lijn van de secretaris en spraken zich alsnog uit tegen het afstoten gemeentegrond voor de kerk. Ook wilde de raad geen 25.000 gulden subsidie voor de nieuwe kerk uittrekken. De pastoor en het kerkbestuur leken de zaak volledig te hebben verloren, maar ze waren niet klein te krijgen.

Compromis

Het steekspel kreeg een paar weken later, op 20 oktober 1927, een vervolg en toen lagen de kaarten opeens heel anders. Raadslid Puts had eerder al eens geprobeerd een compromis te vinden. Hij vond dat de toestand van de gemeentefinanciën eigenlijk wel meeviel en stelde alsnog voor de grond van het oude raadhuis om niet weg te geven en een nieuw raadhuis te bouwen. Dat werd met algemene stemmen aangenomen, onder de voorwaarde dat het kerkbestuur dan niet langer om subsidie voor die nieuwe kerk zou vragen.

Zo had de gemeenteraad in een paar weken een flinke draai gemaakt en de burgemeester, die ook zijn zin had gekregen, ‘brengt den raad dank voor dit genomen besluit’ (…) ‘waarvan de behandeling niet alleen in Vlodrop, doch ook daarbuiten, verontwaardiging heeft gewekt.’ De pastoor haalde uiteindelijk nog meer buit binnen, want de raad maakte toch nog tienduizend gulden subsidie vrij voor de nieuwe kerk[2]. Al een jaar later was het nieuwe gemeentehuis klaar en dat werd – zoals dat ging destijds – dat door de pastoor ingezegend.

Het is voor secretaris Peter Mulders ongetwijfeld een enerverende tijd geweest. Hij ging niet meer in Vlodrop naar de kerk, maar wandelde op zondag naar de Kapel in ’t Zand. Hij probeerde het gemeentebelang hoog te houden tegen de druk van de pastoor en het kerkbestuur. Zijn zoon, Sef, was juist in die jaren in opleiding om zijn vader op te volgen. Hij heeft later het notulenboek van de gemeenteraad nagelezen dat de sporen draagt van de dorpsstrijd waarin zijn vader zo’n prominente rol speelde. In de marge van de notulen schreef hij op twee plaatsen met potlood ‘Goed zoo, papa’. Dat waren een paar ontroerende woorden van een zoon die begreep hoe zijn vader zijn nek had uitgestoken.

Burgemeester Maessen lijkt geen grote rol in het conflict te hebben gespeeld. Misschien koos hij ervoor in de luwte te blijven omdat de rijksrecherche aan een onderzoek naar hem was begonnen. Daarover volgende week.

Noten:

[1] T. Wolswijk en M. Joosten, 50 jaar Parochiekerk St. Martinus Vlodrop. 1981

[2] Notulen gemeenteraad 27-7-1929


Er komt een boek met de verhalen en de tekst van deze serie. De eerste reeks bestellingen zijn al gedaan. Ga naar de webshop.

Reactie plaatsen

Reacties

Henk Wilbers
9 maanden geleden

Pieter, wat een bijzonder geschreven verhaal! Het had zomaar in een script voor “Een dagboek van een herdershond” kunnen passen.
Het geeft een goed tijdbeeld weer, waar “de macht van de Kerk” nog duidelijk een rol speelde.